Biologische landbouw krijgt een flinke duw in de rug. In de onlangs verschenen Europese Farm to Fork strategie is er namelijk veel aandacht voor biologische landbouw en zet men een forse doelstelling voor de biologische landbouw. In 2030 moet op 25% van alle landbouwgrond in Europa biologische landbouw bedreven worden. Als we ons realiseren dat er op dit moment in Europa op 8% van de grond biologische landbouw plaatsvindt, en in Nederland slechts op ongeveer 4% van de grond dan hebben we nog een flinke slag te slaan om die 25% in 2030 te halen.
Support voor biologische landbouw
Niet alleen uit de hoek van de EU, ook in diverse andere onderzoeken, soms uit onverwachte hoek, is support voor de biologische landbouw te vinden. Zo bleek uit recente berekeningen dat biologische melkveebedrijven heel goed scoren op CO2-uitstoot per hectare[1]. Biologische melkveehouders blijven ruim onder de streefwaarde (van 21.780 ton). Ook de ammoniakuitstoot per hectare pakt gunstig uit.[2] Biologische melkveehouders blijven onder de 40 kilo ammoniak per hectare. Een ander onderzoek, uitgevoerd door Oxford University onderzoekers, kijkt naar de biodiversiteit en concludeert dat biologische landbouw 10 tot 30% beter scoort dan reguliere landbouw als het gaat om de bescherming en verbetering van biodiversiteit.[3] Bovendien is het stikstofbedrijfsoverschot bij biologische bedrijven aanzienlijk lager dan bij gangbare bedrijven.[4]
Kortom, biologische landbouw kan een bijdrage leveren aan het oplossen van een aantal grote vraagstukken van deze tijd; stikstof, CO2 en biodiversiteit. Dat vinden steeds vaker niet alleen de adapters (zoals ik) maar dat wordt onderschreven door wetenschappelijke publicaties en nu dus ook door de strategie van de EU.
Realisatie van de voornemens
De vraag blijft waarom het totale biologische landbouwareaal in Nederland blijft hangen op die 4%. Want de laatste jaren is dat minimaal gestegen.[5] Bekend is dat boeren vaak wel willen, zeker de jonge boeren, maar dat ze opzien tegen de onzekerheid. Er is onzekerheid over financiën, afname van de producten, en hun eigen vakmanschap. Als we de biologische landbouw willen laten groeien is het zaak om zoveel mogelijk van die onzekerheid weg te halen. En in te zetten op bijvoorbeeld omschakelsubsidies, zodat (jonge) boeren gestimuleerd worden om de overstap naar biologische landbouw te maken. Tegelijkertijd is het nodig dat de consument ook meer biologisch gaat kopen; uit de cijfers van IRI Nederland blijkt dat het biologische marktaandeel slechts licht is gestegen (van 3,19% in 2018 naar slechts 3,21% in 2019)[6]. Dat is te weinig. Onlangs beval de Rekenkamer aan Minister Schouten aan om meer aandacht te besteden aan het vergroten van het consumentenvertrouwen in het biologische keurmerk. Om zo de waarde van het keurmerk, door middel van voorlichting, duidelijk te maken aan de Nederlandse consument[7].
Werk aan de winkel
Ik zie de EU Farm to Fork strategie met de doelstelling van 25% biologische landbouw in 2030 als een flinke steun in de rug. Wat zou het mooi zijn als Nederland, toch bekend als koploper inzake kennis en onderzoek op het gebied van landbouw, hét voorbeeld zou zijn voor de rest van Europa. En ervoor zou zorgen dat die 25% aan biologisch areaal en een forse stijging van de afname door consumenten snel gerealiseerd wordt. Werk aan de winkel dus.